Habaneras de Cádiz
Carlos Cano
Habanera's van Cádiz
Sinds ik, meisje, in Havana was
kan ik het niet vergeten
zo veel Cádiz naast mijn raam, verre Tacita,
die ochtend kon ik aanschouwen...
De golven van de Caleta, die stille zilver,\nbraken tegen de rotsen van die boulevard
waar het schommelen van die monden
daar noemen ze het El Malecón...
Er waren koetsen, dat was in mei,
klonken door de Alameda, door Puerta Tierra,
en ze brachten me, oh, mijn land,
vanaf mijn Cádiz dezelfde klank...
De klank van de Havens, zoetheid van guave,
pompoenen, tuinen...
Ik vraag me nog steeds wie het voor me zong...
Refrein
Want ik heb een liefde in Havana
en de andere in Andalusië,
ik heb jou niet gezien, mijn land,
dichterbij dan de ochtend
die verscheen in mijn raam
van het koloniale Havana
naar Cádiz, de Kathedraal, La Viña en El Mentidero...
En ze zullen zien dat ik niet overdrijf
als ik de habanera zing en herhaal:
Havana is Cádiz met meer negerkinderen,
Cádiz, Havana met meer flair.
II
Ze zullen zien dat ik mijn ziel in Havana heb
ik kan het niet vergeten,
ik zing een tango en het is een habanera,
dezelfde manier
dat zo zoet en elegant is en hetzelfde ritme.
Aan de Caribische kant zo wordt het geschreven
wanneer een liefdeslied, zo'n rijk lied,
wordt opgedragen door de troubadours
aan een meisje of aan een stad...
En ik, Cádiz, draag je op en leg het uit
waarom ik deze tango zing die naar mango smaakt,
op deze manier deze habanera
van piriñaca en Carnaval...
Klank van chirigota, smaak van melasse,
Guantánamo en Rota...
Dat zingt al een koor op het plein!
Naar het refrein en het einde