Cheese
Stromae
Kaas
Sinds ik klein ben
Heb ik niets begrepen
Ook al prikken mijn ogen, ik zie
Ik ga mijn best doen
En vraag of het haar soms ook prikt
Ook al bestaan de goden niet
Verwarrend met hun soortgenoten in pak en stropdas,
Die zandverkopers
Die de maan beloven zonder de aarde te kennen
Die zich volwassenen noemen maar zo nuchter zijn
Ik glimlach, ik zou glimlachen, ik glimlach
Ze dachten dat ik lachte, maar dat is niet waar
Mevrouw zei, je moet beleefd zijn
Zeg kaas, kom op, zeg kaas!
Voor de foto, een beetje om te verstoppen
Maar zonder zwarte humor of slechte woordgrappen
Ga ik dood van het lachen
Maar zonder geforceerde glimlach
Alleen als ik pijn heb dan
Om het te laten voorbijgaan, oké
Maar alleen daarvoor; deze keer om de doden te vieren
Ik glimlach, ik zou glimlachen
Ik glimlach, ik zou glimlachen
Ik glimlach, ik zou glimlachen
Ik glimlach, ik zou glimlachen
Ik glimlach, ik zou glimlachen
Ik glimlach, ik zou glimlachen