Se Dice de Mí
Tita Merello
Men Zegt van Mij
Men zegt van mij
Men zegt van mij
Men zegt dat ik een beest ben
Dat ik loop als een crimineel
Dat ik krom ben en beweeg
Met een lucht van een maat
Dat ik lijk op Leguizamo
Mijn neus is puntig
Mijn figuur helpt niet mee
En mijn mond is een brievenbus
Als ik praat met Luis
Met Pedro of met Juan
Als ze over mij praten
Zijn de mannen daar
Ze bekritiseren of ik al
De lijn verloren ben
Ze letten op of ik ga
Of kom of al geweest ben
Er worden veel dingen gezegd
Maar als de inhoud niet interesseert
Waarom verliezen ze hun hoofd
Door zich met mij bezig te houden?
Ik weet dat velen
Me minachten met leugens
En zuchten en sterven
Als ze aan mijn liefde denken
En meer dan één smelt als ik zucht
En blijft staan, als ik kijk
Hij hijgt als een Ford
Als ik lelijk ben, laten we zeggen
Dat ik daar nog niet van weet
In de liefde weet ik alleen
Dat ik meer dan één sukkel, alleen heb gelaten
Ze kunnen zeggen, ze kunnen praten
En fluisteren en balken
Maar de lelijkheid die God me gaf
Veel vrouwen hebben me benijd
En ze zullen niet zeggen dat ik me verwaand heb
Want bescheiden was ik altijd
Ik ben zo!
En ze verbergen van mij
Ze verbergen dat ik heb
Dromerige ogen
En nog andere pracht
Die sensatie veroorzaken
Als ik lelijk ben, weet ik, daarentegen
Heb ik een huid als een pop
Diegenen die zeggen dat ik krom ben
Hebben me nog niet in een nachthemd gezien
De mannen bekritiseren mij
De stem
De manier van lopen
De uitstraling, (kuch, kuch), de hoest
Ze bekritiseren of ik al
De lijn verloren ben
Ze letten op of ik ga
Of kom of al geweest ben
Er worden veel dingen gezegd
Maar als de inhoud niet interesseert
Waarom verliezen ze hun hoofd
Door zich met mij bezig te houden?
Ik weet dat velen
Me minachten met leugens
En zuchten en sterven
Als ze aan mijn liefde denken
En meer dan één smelt als ik zucht
En blijft staan, als ik kijk
Hij hijgt als een Ford
Als ik lelijk ben, laten we zeggen
Dat ik daar nog niet van weet
In de liefde weet ik alleen
Dat ik meer dan één sukkel, alleen heb gelaten
Ze kunnen zeggen, ze kunnen praten
En fluisteren en balken
Maar de lelijkheid die God me gaf
Veel vrouwen hebben me benijd
En ze zullen niet zeggen dat ik me verwaand heb
Want bescheiden was ik altijd
Ik ben zo!